ligging van de havezate Benthuis ten opzichte van de Bentpoort, op de kaart van Blaeu uit 1649. De weg van boven naar beneden is de Bentstraat. Benthuis staat linksboven de kruising.Ten westen van de tuinen van Marxveld en Oldruitenborgh loopt de Bentstraat, ooit de belangrijkste toegangsweg naar de stad vanaf het veer van Genemuiden, zuid langs de allee die nu de Laan van Toutenburgh heet. Op het eind van de straat bevindt zich de Bentpolder, sinds het midden van de 14e eeuw. Halverwege was de Bentpoort, bij  de havezate Westerholt (rechtsonder, op de hoek van de Bentstraat).

De havezate Benthuis heeft gelegen op de hoek Bentstraat - Groenestraat, linksonder op het kaartfragment hiernaast (het zuiden is hier bovenaan). Het grensde in het oosten (links op de kaart) aan Oldruitenborg. Op de fundamenten van de in 1840 gesloopte havezate werd in 1857 een nieuw huis gebouwd als onderdeel van het Landgoed Oldruitenborgh.

Het huis dat pas in 1644 tot havezate werd verklaard, zou oorspronkelijk van de familie Van Isselmuden zijn geweest. Het was in 1555 deel van de bruidschat van Evertje de Vos van Steenwijk (1520-1592) en Jan of Johan Sloet de Oude (1519-1597), getrouwd in 1549. Door burgemeesters, schepenen en raad met gezworen meente werd op 2 september 1559 aan de drost Jan Sloet, gedurende een zeker aantal jaren de stadspoort, de Bentpoort genaamd,  gege­ven onder enige voorwaarden, o.a. dat hij de bogen buiten de­ze poort op eigen kosten moest herstellen en onderhouden. Zoals te zien op bovenstaande uitsnede van de kaart van Bleau uit 1649 stond de poort op de hoek van het havezateterrein aan de stadsgracht. Sloet woonde aanvankelijk als drost op het Oldehuis, maar werd in 1557 ontslagen als 'kastelein' omdat het hele (door zijn voorganger opgeknapte) kasteel als woning voor stadhouder Jean de Ligne (1525-1568), graaf van Arenberg ging dienen.

Dochter Sophia Sloet (1575-1637), in 1603 gehuwd met Hendrik van Ittersum (1576-1634) verkocht Benthuis in 1615 aan Arend Sloet tot Warmelo (1580-1636), commandant in Doesburg, broer van Volkier Sloet tot Oldhuis. Jan Sloet de Oude was zijn oom.   

Op Benthuis overleed Geertruid de Vos van Steenwijk (1580-1653), weduwe van Gerhard van Woldenburgh (1580-1629), kapitein en commandant te Rees. Zij trouwden in 1618 in Vollenhove. Evertje / Everdina was haar tante. Ze kreeg in 1629 het vruchtgebruik van het huis, en deed daar in 1638 afstand van. In 1633 kocht ze het van Arend Sloet tot Warmelo. Zij was het die gedaan kreeg het huis als havezate aan te merken.

Van deze havezate werd in 1671 verschreven Arend Coenraad van der Lawick (1646-1707), zoon van Arend van der Lawick tot Benthuis (1620-?) en Hendrina van Woldenburgh, overleden dochter van voornoemde Geertruid van Woldenburgh-De Vos van Steenwijk die het per testament in 1652 aan hem vermaakte (hij was toen 6!). Hij was een achterkleinzoon van Coenraad Sloet van Lindenhorst, zijn grootmoeder was Ida Sloet die in 1619 trouwde met Jan van der Lawick (1594-<1626), Staats militair. Arend Coenraad bleef ongehuwd, verteerde veel maar betaalde weinig. Hij was verwalter-drost van Vollenhove en van 1681-1683 lid van de generaliteitsrekenkamer.  Verder lid van de admiraliteit van Friesland, en tussen 1678 en 1705 meermalen heemraad of 'gezworene'.

In 1709 waren er ongeregeldheden in Vollenhove vanwege de procedure van benoemingen van het stadsbestuur. De agressie richtte zich niet alleen op burgers. Op 2 april werd de  ‘muire off een gedeelte van dien van de havesaete Benthuis afgebroken en een washuisjen van voorschreven havesaeten degevaligeert en met spoorwerk en pannen omver getrokken'. De vernielingen zullen verband hebben gehouden met het niet naar tevredenheid handelen van de verwalter-drost, de heer van Benthuis, in het geschil tussen burgerij en magistraat.

De erfgenamen van Arend Coenraad verkochten Benthuis op 7 december 1717 na een hoop gedoe met de schuldeisers aan Willem Frederik Blankvoort (1687-1732), zoon van de burgemeester van Kampen. Die bleef in Kampen wonen. Zijn moeder had in 1712 al de Pothoff gekocht voor zijn broer, om ervan verschreven te worden.

Het huis, met twee vuursteden (1775), bestond toen uit een zaal, slaapkamer, achterkamer, keuken, bijkeuken, kelderkamer en kamertje voor de knecht. Er was een turfhok. Op het erf liepen 12 kippen. Het nieuwe huis is in 1857 mogelijk gebouwd op de oude fundamenten, heeft in ieder geval dezelfde L-vorm.

In 1720 werd Willem Frederik Blankvoort van Benthuis verschreven. De voogden van zijn zoon Jan Gerrit (1730-1759) verkochten Benthuis op 27 februari 1747. Het ging om huis en hof en (vooral) het recht van verschrijving in de Ridderschap. Koper was Balthasar van den Clooster, die er in 't zelfde jaar van verschreven werd. Hij was gehuwd maar overleed kinderloos. Een voorbeeld van een in die tijd vaker voorkomend ‘handeltje’ in adellijke kringen, bedoeld om de Twentse edelman Balthazar van den Clooster aan een entree in de Staten van Overijssel te helpen, terwijl hij niet het geld had voor een echte havezate (25.000 gulden). Er werd op papier geschoven met goederen, terwijl Benthuis op dat moment slechts zo’n 7500 gulden waard was. Het huis was onbewoond, althans in de registratie van de volkstelling in 1748 komen geen bewoners voor. Jonkheer Jan Gerrit Blankvoort, gehuwd met Johanna Baronesse Van Haersolte (1728-1797), kocht het op 17 maart 1755 weer van hem terug en werd er in dat jaar van verschreven. 

In 1773 stond het vervolgens te koop in de krant:

Men zal op Maandag den 27 September, des nademiddags ten 2 uuren, op ’t Stadhuis te Vollenhove aan de meestbiedende te laten inzetten, en op Maandag den 11 October daar aan volgende, meede des namiddags ten 2 uuren, ter zelfver plaetsen smant (?) en by Palmslag te verkoopen: het Adelyke huis en Havesate BENTHUIS, geleegen in Vollenhove, zynde voorzien met verscheidene ruime Vertrekken en verdere vereiste Commoditeiten, als ook met één spatieuse Tuin, wyders met het daar op leggende regt van verschryvinge in de Ridderschap van de Provintie van Overijssel, en verdere daar toe gehorende Regten en Geregtigheden; nader onderrigting by Mr. W. J. NESSINK, Schout te Vollenhove, en by Mr. R. SANDBERG, Advt. te Zwolle.

Op 8 mei 1775 verklaren de erven Blankvoort (weduwe, 3 dochters, schoonzoon) verkocht te hebben aan Coenraad Willem baron Van Haersolte tot Staveren (1727-1799, broer van Johanna Blankvoort-Van Haersolte)  "het adellijk huis en havezate Benthuis, gelegen binnen deze stad op de hoek van de Groene- en Bentstraat met de daarachter gelegen hof en met het recht van verschrijving in de Ridderschap dezer provincie, bezwaard met twee vuursteden en een jaarlijkse uitgang van 10 stuivers ten voordele van de stad en een gelijk bedrag ten voordele van de wezen van Vollenhove, na verkregen goedkeuring van Ridderschap en Steden volgens hun besluit van 12 april 1775". Het stadsbestuur was enigszins ontstemd, dat deze onderhandse verkoop zonder hun voorkennis was geschied.

Zoon Anthony F.R.E. baron van Haersolte, heer van Staveren (1756-1830), verkocht de havezate op 20 juni 1791 aan de kapitein Jacob Carel Frederik baron Van Heerdt (1762-1814) uit Kampen en echtgenote Helena Louise van Braam (1769-1806). Deze huwde voor de tweede maal in 1810, nu met Anna Judit baronesse Sloet tot Lindenhorst (1750-1829, dochter van Boldewijn Sloet). Hij werd van Benthuis verschreven in 1792.
In de Franse tijd vroeg de burgeres Van Heerdt tot Benthuis aan de Municipaliteit om een kind uit het Weeshuis als noodhulpje te mogen hebben. In de vergadering van de Municipaliteit van 7 december 1796 werd haar verzoek niet ingewilligd. De representant L. Seidel was het hiermede niet eens. Hij vond, dat de kinderen uit het Weeshuis de burgerij behulpzaam moesten zijn. Het echtpaar verhuisde naar Kampen.

Kapitein van Heerdt verkocht Benthuis op 19 augustus 1809 aan J. van Son te Amsterdam, een belegger. Het werd verhuurd aan de Stad, als kazerne. Bij de beoordeling van de stadsrekening 17 juni 1811 merkte de Municipale Raad op, dat de brigade gendarmes alhier gelegerd, "is gelogeerd" in een huis, toebehorend aan de heer van Son te Amsterdam, maar dat de huur nog niet geregeld was.
Op 2 september 1811 werd het Benthuis verkocht aan Anthony Baron Sloet tot Oldruitenborgh. Het ging deel uitmaken van het landgoed Oldruitenborgh, dat Sloet samenstelde uit aankopen van diverse aanpalende eigenaren. In de verkoopcondities werd vermeld, dat dit huis gevorderd was door de prefect, voor de gendarmes (voorloper van de marechaussee!).

In 1840 was Benthuis al gedeeltelijk gesloopt. Er was echter nog een huis met wat grond aanwezig, dat tot Oldruitenborgh behoorde. Dat huis diende tot woning van de "bloemist" van Oldruitenborgh.

In de gevel van de woning, die nu op de hoek Bentstraat - Groenestraat staat, is een steen met het opschrift: De eerste steen gelegd / door A. Baron Sloet / van Oldruitenborgh / 18 28/5 57 (28 mei 1857). Deze woning was een poos eigendom van de gemeente Brederwiede, die  de woning in 1999 uitvoerig opknapte om te dienen tot woning voor de laatste burgemeester van die gemeente, ir. P. Loos. Hij heeft er maar kort gewoond. Daarna is het verbouwd tot groepsaccommodatie van hotel Oldruitenborg. Momenteel is het een particuliere woning.