Uncategorised

Maaskamp - Hennink – Leeuw – Kwast

In 1678 wordt Evert Rijckens Maaskamp (1652-1688?) als meesterbakker burger van Vollenhove. Hij kwam uit de Leeuwte, was in 1677 getrouwd met Greete Claes Visschers en trouwde in 1680 opnieuw, nu met Hadewich Telvoren. In 1682 woonde hij in een eigen woning met 1 vuurplaats, gelegen vooraan in de Kerkstraat.

Zijn dochter uit het eerste huwelijk, Jacomina, had het bed gedeeld met Gerrit Bernars, de broer van de schout. Dat was niet zonder gevolgen gebleven: Jacomina had het leven geschonken aan een dochter. Het kind had een naam gekregen die het midden hield tussen die van de vader en de moeder: Ger­herdina en is gedoopt in Vollenhove op 14-8-1701. Gerrit en Jacomina kregen de gebruikelijke boete van elk f.12,50. Ze zouden nooit met elkaar of met een ander in het huwelijk treden. Gezien de sociale achtergrond van beide gelief­den mocht ook niet worden verwacht dat wederzijdse families - ze­ker die van Gerrit - van harte met het huwelijk zouden hebben ingestemd.

De tweede zoon (uit het tweede huwelijk) was Jan Everts Maaskamp (1683-1762). Hij trouwde in 1708 en kreeg 10 kinderen. Jan trad in het (bakkers?)gilde in 1710. Hij was gemeensman in 1711, 1713, 1760-1761, thesaurier gedurende verschillende perioden tot 1747, en schutterijlid. Zijn inkomen lag in 1750 tussen 200-400 gulden, zijn vermogen bedroeg in 1715 f 500, 1734 f 500, 1738 f 500, 1758 f 900. Hij woonde in 1752 nog in de Kerkstraat, in het pand dat in 1682 eigendom was van zijn vader. Bij hem in huis woonden toen alleen zijn dochter Hadewich Maaskamp en zijn jongste zoon Jannes Maaskamp.

De oudste zoon Evert Jans (1710-1739) wordt bakker, zijn intrede in het bakkersgilde is in 1732. Zijn vermogen bedraagt in 1734 f 1000, evenals in 1738. Bij hem diende in 1735 Jan Hendriks van Veessen als (inwonende?) knecht. Everts broer Rijkent (1719-1787, getrouwd met Anna Maria Pingel), volgt hem mogelijk op, diens intrede in het bakkersgilde vindt plaats in 1748. Zoon Willem Everts, pas 3 jaar, woonde in 1748 met moeder, stiefvader en zussen Jantjen en Evertjen in de Kerkstraat.  Willem Everts Maaskamp (1736-1796), bakker en winkelier, trouwt rond 1768 met Johanna Florentina Jalink (1736-1812) waarmee hij zeven kinderen krijgt.

Willems oudste zoon, Evert Willems Maaskamp (1769-?), wordt prenthandelaar, 'costuumgraveur' en uitgever van prenten(boeken) in Amsterdam en verwerft daarmee enige vermaardheid. Hij houdt Vollenhove in het oog met afbeeldingen van plekjes in zijn dier­bare vaderstad. Willem werd in 1795 ook regent en zal dus een zekere welstand hebben genoten. Zijn jongste kind, dochter Gerrigjen (1783-?) trouwt in 1805 met bakker(sknecht) Jan Hennink uit Tubbergen, die kennelijk de zaak overneemt. Ook dochter Sibilla trouwt een bakker, Schouten genaamd.

Hennink

Jan Hendrik Jans Hennink (1775-1858) wordt in 1808 burger van Vollenhove. Hij wordt vaak verward / verwisseld met bijna naamgenoot Jan Hinnen (1794-1831), ook uit Tubbergen en ook bakker – maar vermoedelijk bakkersknecht bij collega Voerman, verderop in de Kerkstraat. Ze zijn ook beiden tegelijkertijd lid van de schutterij… In 1806 wordt dochter Johanna Florentina (Hennink) geboren, zij moet in 1828 trouwen met baron Sloet tot Westerholt… Zoon Willem (Maaskamp!) wordt in 1809 geboren – een onwettig kind?Jan Hennink trouwt in 1818 opnieuw, maar krijgt geen kinderen meer. In 1830 is hij al weduwnaar. In het kadaster staat hij in 1832 nog vermeld als bakker.

Leeuw

In 1858 overlijdt Hennink, dan 82. Vermoedelijk is of wordt zijn bakkerij overgenomen door Stoffel Leeuw (1816-1887), dan 42 jaar en net voor de tweede maal getrouwd. Mogelijk heeft hij de zaak al overgenomen na zijn eerste huwelijk in 1841, Hennink was toen 65.

Ik vond in de Overijsselse Courant van 2 maart 1841 een advertentie van ‘overbuurman’ logementhouder Van der Veen, waarin een pas verbouwde bakkerij en winkel werd aangeboden te Vollenhove, helaas zonder adres erbij.

Stoffel Leeuw was een broer van Jan Jacobs Leeuw (1809-1852), zij waren de eerste bakkers in de familie Leeuw van Ambt-Vollenhove.

In de nacht van vrijdag op zaterdag 11 augustus 1868 ging er iets mis met de vermoedelijk turfgestookte oven in de bakkerij. Mogelijk ontstonden er grote vonken die de schoorsteen uitwaaiden. Het was een heel droge zomer geweest, alles was kurkdroog. In ieder geval sloeg de brand over van huis naar huis, over de stadsgracht heen naar het gebied voor de poort: de Voorstad. Ook de smederij van mijn oudouder ging in vlammen op, en daarmee zijn broodwinning. Menigeen kon net het vege lijf redden, 30 huizen gingen in vlammen op. Ook het logement Van der Veen werd verwoest. Brandweerkorpsen uit de hele omtrek hielpen mee met blussen. Bijkomend probleem was dat de stadsgracht vrijwel droog stond. Er werd een comité opgericht om geld in te zamelen, de schade van 45.000 gulden werd niet door de verzekering gedekt. Alle landelijke dagbladen schreven erover.

Zoon Jacob Leeuw (1859-1934) is de opvolger van Stoffel.

In een overzichtstaat uit 1887 van werkzame personen in ambacht en handel van de stad Vollenhove (bedrijven met minstens 2 werknemers) vond ik Jacob Leeuw op Kerkstraat 88 met een bakkerij waar 2 man werken.

Zijn zus Aagje (1860-1942) trouwt met (overbuurman) wagenmaker Jan Baver Dragt, mijn overgrootvader. Hun zoon Stoffel wordt bakker aan de andere kant van Vollenhove, als opvolger van zijn schoonvader Jan Driezen. Met Jacob sterft overigens deze tak van de bakkersfamilie Leeuw uit.

Jacob Leeuw trouwde in 1883 met Annigje de Vries (1858-1936), dochter van Harm de Vries en Fennigje Mondria. Annigje was de jongste dochter, haar oudste zus was Aaltje de Vries (1849-1914), getrouwd met Albert Kwast (1849-1901). Hun zoon neemt kennelijk de bakkerij over: Herman Kwast, in 1921 (of al in 1912?), zijn oom Jacob Leeuw was toen 62 jaar  (53?) oud.

Kwast

Naast de bakkerij is Herman vermoedelijk mede-eigenaar van de boerderij van zijn ouders in de Landpoortsteeg, die weliswaar op de ‘saneringskaart’ van 1956 staat maar elders wordt vermeld als in 1949 afgebroken. De boerderij is voortgezet door zijn broer Gerard. Het is later een onderdeel van het ‘complex De Wit-Boers’, vermoedelijk eind jaren ’30 gebouwd – als eerste het ‘luxe’ woonhuis vóór de boerderij, op de hoek Landpoortsteeg-Voorpoort. Garage, sigarenwinkel en woonhuis werden in de jaren ’90 afgebroken. Nu staat er winkel-appartementencomplex ‘de Acht Poorten’.

Herman Kwast (1882-1950) trouwde in 1908 met Klaasje Ziel (1882-?), afkomstig van Ambt-Vollenhove. Hun zoon Albert werd maar 26 jaar oud (1909-1935). Ze kregen twee dochters waarvan Femmigje ook op 26-jarige leeftijd, in 1945, is overleden. De andere dochter Lutien (1911-1990) trouwde met garagehouder Christiaan Frederik de Wit-Boers (1905-1984, uit Leersum) die op 3-6-1935 naar Vollenhove kwam – en zelfs nog even als banketbakker te boek staat op het adres Kerkstraat 88 – dus bij zijn schoonvader! - in het bevolkingsregister (later als chauffeur).

Uit het archief van de Kamer van Koophandel volgt dat Herman Kwast zijn bakkerij vestigde aan de Kerkstraat 88 (dat wordt in 1955 nummer 90, maar ook wel als Bisschopstraat aangegeven!) in 1912, hij schreef zich echter voor het eerst in op 22-8-1921. Door het overlijden op 4-1-1950 wordt op 23-7-1951 de handelsnaam gewijzigd in weduwe K(laasje) Kwast-Ziel.

Volgens het register van de burgerlijke stand woonde van 1916-1938 ook bakkersknecht Hendrik Arrien, afkomstig van Ambt-Vollenhove, in op dit adres. Ook bakker Hilbertus Bron (zie blz. 41) is enige tijd bakkersknecht bij Kwast geweest, vermoedelijk voor zijn tijd bij bakker Lieffert Nijenhuis (zie blz. 39), evenals zijn zwager Hendrik Tukker – die later bakker in Zwartsluis werd.

Gemeentelijke vergunningen omvatten o.a. een hinderwetvergunning en een vergunning voor het uitbreiden van de bakkerij in 1920. Het gaat om een verbouwing) er komt tevens een deegmachine met elektrische aandrijving. Er komen bezwaren van de buren, Simon Spit Ezn jr en Jan Dragt JTzn (1851-1943). Vooral de laatste (JT staat voor Jan Teunis), wiens slaapkamer met slechts een halfsteens muurtje aan de bakkerij zou grenzen, heeft grote bezwaren. Na onderzoek – de muur blijkt in werkelijkheid tweemaal zo dik – wordt het bezwaar verworpen, er mag ook niet voor zes uur worden gewerkt. Het gaat overigens om een motor van wel 4 pk. De aanvraag vermeld verder dat ‘de knecht inwonend is’.

Voor het plaatsen van drie elektromotoren volgt opnieuw een procedure in 1923-1924. Het gaat om 2 motoren van 1 pk en één van 2 pk. In 1928 volgt weer een verbouwing, bij de vergunningsaanvraag zit een situatietekening die een interessante inkijk geeft in het bedrijf.

Houtsma

Herman Kwast had als beoogd opvolger knecht / schoonzoon Piet Houtsma. Piet(er) Houtsma kwam in 1938 als bakkersknecht naar Blokzijl, in dienst van bakker Glastra. Kort daarna kreeg hij verkering met Femmigje Kwast, bakkersdochter uit Vollenhove.

In 1939 ging hij werken voor haar vader, Herman Kwast. Piet de Bakker (1914-1970) trouwde met dochter Femmigje Kwast (1924-1945). Zijn vrouw is gestorven bij of vlak na de bevalling van hun dochter Klaasje. Kort daarna hertrouwde Piet. Daarmee ontstond er een probleem met de familie Kwast, eigenaar van pand en bakkerij, waarop Piet besloot om verderop in de Kerkstraat voor zichzelf te beginnen. 

Stuurwold

Toen Houtsma in 1951 ging verhuizen naar de Kerkstraat ging er een andere bakker in het pand aan de Voorpoort aan de slag. Het bedrijf wordt per 1953 (akte pas in 1956!) overgedaan aan Hendrik Jan Stuurwold (1917-?) onder de naam ‘Bakkerij De Poort’. Bij die gelegenheid wordt opgeschreven dat het bedrijf al rond 1850 gevestigd zou zijn. Het bedrijf wordt opgeheven in september. Volgens insiders is het bedrijf failliet gegaan.

Het pand werd gekocht door Cees Klappe, die er een meubelzaak in begon. In 1979 werd hier door een allesvernietigend brand een einde aan gemaakt. Op deze zeer in het oog springende plek werd een nieuw pand voor detailhandel gebouwd dat de naam ‘De Voorpoort’ kreeg.

Magdalena Schenck van Toutenburg, geboren in of omstreeks 1495, overleden in of omstreeks 1535, vermoedelijk 40 jaar oud, zou een buitenechtelijke dochter zijn van Georg Schenck van Toutenburg. Het is niet erg aannemelijk wanneer men bedenkt dat Georg op 16-jarige leeftijd in mei 1496 vanuit Zuid-Duitsland, na zijn opvoeding aan het hof van Beieren, met bisschop Frederik van Baden (bisschop van Utrecht 1496-1517) meekwam naar Utrecht. Het zou eventueel om een andere Georg Schenck van Toutenburg kunnen gaan, geboren in 1473 en in 1501 getrouwd met Anna van Schleinitz. Dit is een ver familielid van de latere stadhouder.

Zij trouwde omstreeks 1515 op de leeftijd van vermoedelijk 20 jaar met ridder Oene Roelofs van Ewsum (vermoedelijk 25 jaar oud), geboren omstreeks 1490, overleden voor 1530, hoogstens 40 oud.

Zij trouwt vervolgens in of na 1530 met Keimpe Doeckes van Martena, raadsman van het Hof van Friesland, historicus, jurist en grietman van Tietjerksteradeel, geboren in Cornjum in 1487, overleden in Leeuwarden op 8 november 1538, 51 jaar oud, zoon van Doeke Sytzes van Martena (grietman) en Sjouk Keimpes van Unia. Het was al zijn derde huwelijk. 

Deze Keimpes van Martena werd door stadhouder Georg Schenck van Toutenburg regelmatig uitgezonden naar het hof van keizer Karel V, o.a. in 1521 naar de rijksdag te Worms en in 1523 naar de landvoogdes om te pleiten tegen de door de Staten uitgebrachte klachten. Je zou hem dus een vertrouweling van Schenck kunnen noemen.

Bron: met dank aan een nakomeling, Matthias Teichert (Minneapolis, MN, USA).

De Heeren van den Raede, biografieën en groepsportret van de raadsheren van het Hof van Friesland 1499-1811, door O. Vries ea, Hilversum / Leeuwarden 1999. Op blz. 204 wordt hierover in noot 10 verwezen naar De Navorscher 1893, 406.

het vrouwenklooster Clarenberg, 15e en 16e eeuwCannevelt, verdwenen 17e eeuwse havezate

 

Vollenhove, stad der paleizen genoemd in de zeventiende eeuw vanwege het grote aantal adellijke huizen, havezaten. Dat kwam doordat Vollenhove een bestuurlijk centrum was met een kasteel van waar uit de bisschop van Utrecht als landsheer regeerde over het Oversticht: Overijssel, Drenthe en een groot deel van Groningen. Toen keizer Karel V het regeren overnam en stadhouders aanstelde, werd zijn man in Friesland, Georg Schenck (1480-1540) - daarvoor drost op het kasteel in Vollenhove - ook de baas in Groningen, Drenthe en Overijssel en bestuurde vanuit zijn kasteel Toutenburg te Vollenhove. Door het beleg van het naburige Steenwijk en de strijd er omheen aan het begin van de Opstand verloor de stad Vollenhove die positie als het 'Den Haag van het Noorden', maar bleef hoofdplaats van 'het Land van Vollenhove', één van de drie drostambten van Overijssel. Het hoogste orgaan in Overijssel werd gevormd door de Ridderschap en Steden, de 'ridders' uit Vollenhove waren de grootste groep. Vrijwel de hele stad leefde van de adellijke gezinnen die op de 17 havezaten woonden, grotendeels binnen de stad. Door de Franse tijd met zijn 'gelijkheid' kwam hieraan definitief een einde. Vollenhove schakelde om naar de visserij, had uiteindelijk een vloot van 200 Zuiderzeeschepen en -scheepjes - tot de komst van de Afsluitdijk en de Noordoostpolder.

Er zijn veel sporen bewaard gebleven, zoals de drie kerken, vijf havezaten in de stad en één daar vlak buiten, het Raadhuis (1621) en natuurlijk beide havens. Op deze website vind u de rijke historie van de stad terug in beschrijvingen van gebouwen, personen en gebeurtenissen. Een aantal daarvan is hierboven met een icoontje aangeduid waarop u kunt doorklikken.

Anna Schenck van Toutenburg, een ‘natuurlijke’ dochter van Georg Schenck van Toutenburg, trouwt na 1534 met Worp van Ropta (1505 - 1551), Grietman van Dongeradeel in 1542, gevolmachtigde ten Landdage in 1550. Zij krijgen geen kinderen.

Deze Worp van Ropta was een goed katholiek en volgeling van keizer Karel V. Een portret van hem uit 1542 hangt in het Rijksmuseum. Aangenomen mag worden dat er een goede relatie bestond tussen Worp van Ropta en Georg Schenk, tenslotte zijn ‘baas’ als stadhouder in Friesland.
Zijn dochter Cunera (Knierke) uit zijn eerste huwelijk met Bieuck van Eabinga Humalda (gestorven in 1534) trouwt met de Duitser Christoffel von Sternsee, Kolonel in Spaanse dienst, in 1549 Drost op het Blokhuis in Harns en Olderman van die stad, in 1553 ook Grietman van Barradiel. Deze Christoffel stond in hoog aanzien bij Karel V die zelfs peter wordt van dochter Maria. Landvoogdes Maria van Oostenrijk is bij de doop aanwezig. Ze krijgen later een zoon die Carel wordt genoemd. Tussen 1515 en zijn dood in 1554 had hij - volgens eigen aantekeningen – in dienst 450 buitenlandse steden en 18 eilanden bezocht. Hij was inmiddels ook opgenomen in de Orde van het Gulden Vlies.
In de noordelijke Nederlanden was hij feitelijk in dienst van Jean de Ligne, Graaf van Aremberg, de stadhouder namens de keizer.

NB: Ropta was een adellijk huis even ten noorden van het dorp Mitselwier (Oost-Dongeradeel, Friesland) ten Noord-Oosten van Dokkum.

Bron: http://webserv.nhl.nl/~smits/amwropta.htm

In de Navorscher uit 1893 wordt Anna Schenck genoemd als natuurlijke dochter van Georg Schenck, maar getrouwd (geweest) met ene Jeroen Rataller, volgens een testament d.d. 15-1-1582. Een Johan Rataller wordt in een schrijven van 18-2-1505 gepasseerd voor de functie van rentmeester te Franeker als opvolger van Mathias Nijkamer.