Nijerwal heeft gelegen in de Groenestraat aan de kant van het Landgoed Oldruitenborgh. De nu nog bestaande panden aan die kant hebben ooit  deel uitgemaakt van het complex, mogelijk als bouwhuis / koetshuis. Aan de achterzijde daarvan is een gevelsteen met het jaartal 1739. Locatie:  52°40'49.28"N  5°57'7.88"O.
De naam refereert waarschijnlijk aan de stadswal die rond 1612, toen de naam werd bedacht, achter het huis en hof opnieuw was opgeworpen door de toenmalige eigenaar Roelof Sloet die ook de oude bomen liet rooien en de wal opnieuw beplantte. De havezate zelf is al veel ouder en lag al bij het graven van de  stadsgracht van Vollenhove bij de eerste omgrachting die rond het jaar 1425 plaatsvond (zie ook de ontwikkeling van de stad).

Rudolf Sloet (1555-1628), zoon van Arend Sloet tot Tweenijenhuizen (1510-1570), werd van deze havezate verschreven in 1612. Op 8 februari 1611 schreef hij een brief naar de stad Kampen, waarbij hij, onder opgave van gepresteerde diensten aan het vaderland, steun vraagt voor zijn sollicitatie naar het vacante drostambt van Vollenhove (na het overlijden van Jan Sloet de Jonge (1550-1612). In 1628 werd het huis aangeslagen voor 5 vuursteden

Zijn zoon Arend Sloet (1583-1656), overste in dienst van de Staten, werd ook van Nijerwal verschreven, in 1627. Hij werd in 1612 broeder van het St. Anthoniegilde te Vollenhove. In zijn testament uit 1649 bedeelde hij aan zijn toen 7-jarige dochter Allegonda het 'adelicke huis ende havesathe ter Nierwall'. 
Bernart Vollenhove dichtte op zijn uitvaart: "hier rust des Drossaart's stijl, die vier paar jaar bestede / Te zorgen nimmer moe voor Ridderschap en Stede / Hij wier met d'avontzon in 't moortjaar afgemeit / sijn ziel omhelst het licht, sijn naam d'onsterflijkheit. Anders - Sloot, die de vrijheit minde, is met het hemelwonder/ gedaalt op vrijdagh, en op donderdagh hieronder."
Mogelijk sneuvelde hij in de oorlog met Denemarken tegen Zweden. 

Nijerwal bleef in het geslacht Sloet, maar niet in het bezit van oudste dochter Allegonda (1641-1666). Tweede dochter van Arend, Margaretha (1642-1688), huwde aanvankelijk in 1668 met 'achterbuurman' Zweder van Haersolte van de Toutenburg, en na zijn dood vervolgens in 1679 met de militair (1691 overste bij de infanterie) Reint de Vos van Steenwijk tot de Havixhorst (1637-1705), waardoor Nijerwal in zijn bezit kwam. Hij werd ervan verschreven in 1680. In 1675 telde het huis nog slechts 4 vuursteden.
Leden van het geslacht de Vos van Steenwijk werden vervolgens van Nijerwal verschreven, zoals de zeer vermogende Jan Arend Godert de Vos van Steenwijk (1713-1779) tot Nijerwal  die drost van Vollenhove was van 1751-1779. Die kocht havezate de Oldenhof (1635) en ging er ook wonen. Zijn moeder woonde ook tot haar overlijden in 1750 op Nijerwal. Zijn vrouw overleed er in 1793. Daarna werd het verhuurd, o.a. aan Harm van Smirren (1764-1827), de latere kastelein van de herberg aan de Voorpoort. Zoon Reint Hendrik Baron de Vos van Steenwijk verkocht Nijerwal tenslotte aan Anthony Sloet van Oldruitenborgh (1769-1853)  bij onderhandse acte van 7 september 1800, ingeschreven 29 april 1805. In 1801 vond een gedeeltelijke afbraak plaats, waarbij publiekelijk 'Engelse kozijnen', blinde vensterkozijnen en deurkozijnen werden verkocht.

Deze Sloet was bezig om het landgoed dat zijn vader Arend was begonnen te vormen, en hij in 1789 had geërfd, uit te breiden tot een respectabel geheel. De onderhandse acte vermeldt dat huize Nijerwal gekocht werd met hof en bouwhuizen en dat gedeelte van de Wheme of Pastorie, door de vader van de verkoper aangekocht onder voorwaarde, dat de pacht van Teunis Beld, zullende verschijnen Petri 1802, ten voordele van de koper zal zijn en dat Harmen Van Smirren in het huis tot mei 1801 zal blijven wonen. Verder dat de lasten over 1800 door de verkoper gezuiverd zullen worden en daarvoor de pacht van Teunis Beld genieten, verschijnende Petri 1801 (archief Oldruitenborgh).

Hoe Nijerwal er precies heeft uitgezien, is niet bekend. Het lijkt er op dat van het huidige gebouw aan de Groenestraat het oostelijke deel het oudst is. De gevelsteen zit in het westelijk deel. De situatie van nu is niet verschillend met de situatie op de eerste kadastertekening van rond 1832. Wanneer we het verhaal van de gedeeltelijke afbraak uit 1801 vergelijken met de situatie zoals aangegeven op de kaart van Bleau uit 1649, toen Nijerwal nog een respectabel huis was, zou men de conclusie kunnen trekken dat het oudste deel grotendeels is afgebroken en het vernieuwde deel uit 1739 - toen Jan Arend Godert er net van verschreven was - is blijven staan. De dichtgemetselde toegangspoort aan de westkant, tussen de nog aanwezige lisenen, gaf vermoedelijk toegang tot het erf en mogelijk tot aan de zuidgevel van het oude huis.

Wat bleef, is het deel dat ging dienen als koetsiers- en tuinmanswoning van Oldruitenborgh. Koetsier Wolter de Lange (1834-1882) woonde er bijvoorbeeld vanaf zijn trouwen in 1864 tot zijn overlijden. Zijn vrouw Marrigje was baker en mutsenwaster, bleef er wonen tot eind 1885 en vertrok toen naar de Leeuwte. Daarna woonde er van 1900-1912 het gezin van Jurrien Dikken, tot hun vertrek naar Lonneker, en van 1912-1927 idem tuinman Peter Dikken dat naar Hengelo ging. De tuin lag direct ten oosten van het huis aan de Groenestraat en werd later ingericht als volkstuintjes.

Het pand is gerestaureerd in 1976 en wordt bewoond door twee gezinnen.  Aan het metselwerk zijn de vele verbouwingen af te leiden.